zaterdag 27 november 2010

De korenbloem


Maria-Louisa Desloovere is op woensdag 17 november 2010 teruggekeerd naar haar geboortestad Kortrijk, na een lang - kort - verblijf te Rekkem, in “le manoir fleuri “ ( bejaardenparadijs op de grens met Frankrijk )
Vertwijfeld en met enige weemoed namen wij afscheid van Sylvia, Jérome, Filou et les autres. Dankbaar om hun gezellig nest voor moetie. Zij kreeg een klein aandenken van Sylvia. Nog altijd koestert Maria-Louisa het geschenkje: “ dit kreeg ik van die met haar grote hond “ , zegt ze herhaaldelijk, telkens opnieuw.
Deze anekdote bewijst hoe haar kort geheugen tegen een stootje kan als het er op aankomt.

Gehuld in een van haar mooiste kleedjes onder haar dikke grijze winterjas, bolle muts op haar prachtig zilvergrijs kapsel, wordt Maria-Louisa met zachte techniek naar een passende reis - rolstoel gehesen. Het geschenkje van Sylvia ligt op haar schoot. Onze arm over haar schouder verdraagt ze niet. Ze wil hier blijven. Punt. Ze wil geen uitstap. Heeft ze trouwens nooit van gehouden. Zelfs de zee zag ze in geen jaren.

De korenbloem, haar nieuw bejaardenparadijs, heeft haar ontvangen met koffie, taart en alles waarvan wij denken dat dit het beste was voor haar. We hebben voor de tweede maal haar huis uit de langebrugstraat zoveel mogelijk nagebootst in de nieuwe kamer. Tientallen souvenirs en heel veel fotolijstjes werden breekloos verplaatst naar de korenbloem. Haar tafel kreeg dezelfde nap. De zijden rozen en afgescheurde druivelaar op 16 juni 2010, toen haar leven in één klap veranderde door die fatale val naast de tafel.

Toen haar kinderen haar gevonden hebben en zij smekend om haar aub op bed te leggen. Toen hebben zij haar toch, luid protest negerend, naar het ziekenhuis laten brengen.

Mocht ik een scanner kunnen hanteren, dan kon ik een overvolle map foto’s van haar gehavende skelet vullen. Er werden oudere breuken geconstateerd, waarvan niemand een barst wist. MM genas zichzelf door enkele weken koppig in bed te blijven. Toen wij telkens dachten, nu is het gedaan met haar, stond ze op een dag terug koffie op te gieten in het scheutelhuis. Onvoorstelbaar volgens haar dokters. Haar familie is er zich ondertussen van bewust, dat deze ijzeren, maar gevoelige dame, geen katje is om zonder handschoenen aan te pakken.

Nu gebruiken wij de fluwelen handschoen.

Maria-Louisa ‘tje ( ik kan het even niet laten ) zat die woensdag met haar familie in het restaurant-cafetaria van de korenbloem. Het mens is ongedurig, ze wil kost wat kost betalen en begint zich af te vragen wie haar naar huis zal brengen. Ze wil thuis zijn. Waar dat ook mag zijn, maar thuis is niet hier. Lauwers is hetzelfde niet meer. Haar dochter werd hier geboren en haar vader is hier gestorven. Het dringt niet tot haar door dat ook zij hier een taak krijgt.

Terwijl José en Rita even naar haar kamer zijn probeer ik haar wat af te leiden met een rolstoel-wandeling door het bejaardenparadijs. Op het einde van de gang laat ik Mémé Mietje vertellen. Ze ontdekt de st janskerk. Haar herinneringen krijgen een stroomstoot als ik haar vertel waar ze is en dat Lauwers daar is en dat daar... Ze luistert gespeeld(?), haar doofheid hult haar in het verleden en verward gaat zij over in flashback:

Maria-Louisa begint over de oorlog te vertellen. De weggevoerden, Hannover, papa, ... Ondertussen kijk ik door het raam en merk het hoekhuis met die oude letters op de gevel. Dit was ooit café “ het slagveld “. Ik krijg het koud, niettegenstaande mémé Mietje baadt in het winters zonlicht achter glas. Ze is bloedmooi.

De laatste kruimels taart en lege koffietassen voorspellen genadeloos het ondraaglijkste moment van de dag. Het moment dat we mémé Mietje moeten achterlaten in haar nieuwe huis, het huis dat voor haar totaal onbekend lijkt. Ook al is ze hier zoveel op bezoek gekomen bij haar eigen vader en heeft ze hier haar dochter gebaard.

Mémé Mietje beleeft woelige nachten en wij, wij staan met onze rug tegen de muur. Het enige wat we willen is haar nog enkele gelukkige weken of maanden of jaren bezorgen. Maar niet zo. Nee. We beloven om heel veel te komen, en op zonnige dagen met haar buiten in de tuin of rond de st Janskerk te wandelen en als ze dat wil gaan we binnen in de kerk om een kaars te laten branden, zoals ze vroeger deed.

‘s Nachts als het donker is droomt ze van haar kinderen, haar moeder, haar vader, de oorlog, gedwongen uitstapjes, boterhammen met kaas en kleinkinderen met een parapluutje in de lift. Droomt ze van de hemel en de Paulientjes. Van het boerenhol en van postkaartjes uit Portugal en Frankrijk.

Ze is bloedmooi.

3 opmerkingen:

  1. Telkens en opnieuw vraagt mémé Mietje of we open zijn vanavond en telkens en opnieuw antwoorden wij hetzelfde, richting oor, goed articulerend en zo kort mogelijk: " MORGEN MéMé MIETJE, MORGEN..."

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Vandaag is het de verjaardag van mijn eigen moeder. Ik vertel het morgen aan mémé Mietje. Dan zal ze benieuwd zijn. Benieuwd zijn naar de leeftijd van mijn moeder. Benieuwd zijn is levenslust. Of ze wil of niet.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Wat een schitterend proza, ik word er telkens weer door ontroerd, dit is genieten van de eerste tot de laatste letter. Mémé zou het moeten kunnen lezen. Probeer het eens.
    x

    BeantwoordenVerwijderen