zondag 5 juni 2011

Allang

















Je kan ons allang
niet meer verlaten

Tenzij voor even
en niet voor eender wat

Gewist worden

Tenzij voor even
en niet voor eender wat

Vergeten worden
als w'er zelf niet meer zijn

En dan nog

vrijdag 3 juni 2011

Voor degeen



Donderdag 2 juni 2011

Haastig en onregelmatig luid in en uit ademend, alsof ze net thuis gekomen is en ze haar wilde reppen, want ze was net bij de kapper en dan wil je toch niet met je gloednieuw kapsel door de regen lopen- ploft ze zich op bed- Zo ligt ze daar. Dunne armpjes gesprokkeld uit roos flanel. Een dikke streep middagzon op haar lichaampje- het beste tegenlicht zet haar nog eens op de bühne- gehuld in zacht roze bedkleed - Verblind zoekt ze naar woorden en tuurt over je heen. Bijna dankbare blik naar een oneindig dunne horizon, waar ik nog even mag blijven staan in haar restante schaduw.
Tergend traag vergaat een hoopje mens. Goed heen gaan. Goedheid om wie ze is.

...

Vrijdag 3 juni 2011 om 13u30

Onmetelijke Mémé.

Witte woede neemt haar bed in beslag. Moest ze kunnen gooit ze haar kussen in de hoek van de kamer en spookt ze door de gang in wit gesteven lakens. Af en toe lijkt ze het gevecht op te geven- het organisme beschikt over een oerdrift - als wetenschapper bij haar bed staan helpt je dit te begrijpen -

Maar dat ben ik niet.

Om de moed niet te verliezen kijk je best met de ogen van een gediplomeerde verzorger.

Maar dat ben ik niet.

Ik ga weg en keer terug. Ze komen met haar lievelingsdrank. Ik onderbreek de zoveelste poging van haar heengaan met een geutje zwarte koffie - hoorbaar -landend op de bodem van een vreselijk diepe steenput, via haar zo goed als leeg slokkanaaltje.

Ik neem haar sterk vermagerd gezicht- zacht zo zachte huid- in mijn handen en kijk haar diep aan. Een glimlach en plots niet meer. Ik vertel haar voor de laatste keer: " ga maar Mémé Mietje, ga maar... we zijn er klaar voor. Ga heen. Alleen zonder ons. Ga maar ... " De kers op de taart is een zachte zoen op haar ingevallen wangetje. Alweer nog altijd zo zacht.

Voor de eerste keer spreek ik haar vervolgens aan met : " moederke, moederke... moederke, ga maar naar je moederke. Moederkes zijn goed. Moederkes zijn altijd goed..." ( ik sprak haar altijd, altijd aan met " mémé Mietje " , geen moederke van mij, maar wel een " moederke " doodmoe moederke. )

Ik moet gaan. Kon ik haar maar overtuigen hetzelfde te doen.

( nu weet ik pas dat haar zoon hetzelfde gevraagd heeft een uurtje later. Nu weten we pas dat we haar overtuigd hebben. )

14u30

...


Vrijdag 3 juni 2011, om 21 uur


L'amour d'une mère.

Bleek als een pop. De handen gevouwen zoals ik had verwacht haar te zien. Bloemen op bed. Onhoorbare rust. De wekker tikt zich van niks bewust - seconde per seconde - stapke per stapke - weg van haar. Om het helemaal af te maken gaat de zon voorzichtjes onder achter het vetex gebouw.

Ze wordt een roerende herinnering.

Maria-Louisa heeft de strijd opgegeven. Het is genoeg geweest. Echt genoeg.

Goeie reis Mietje. Nu zal je zien dat reizen ook iets moois is. Zal je begrijpen waarom wij zo graag de wereld zien. Vlieg maar boven 't zuiden van Frankrijk, ga eens een goeie dag zeggen aan Rolando in Buenos Aires. En hoor je de Fado boven Lisboa? De Flamenco in Andalusia? Proef ook eens die lekkere tomaatjes en verse vis in Kreta. Geniet maar volop. En vergeet niet om ons af en toe een kaartje te sturen.

Bye bye Mémé Mietje. Bye Bye....


....


Maria-Louisa Desloovere heeft ons op 3 juni 2011 verlaten om 20u25 in de korenbloem te Kortrijk. .

Aan degeen die haar liefhadden, aan degeen die haar intens waren, aan alle verzorgenden op deze wereld, aan le Manoir Fleuri in Rekkem, aan de Korenbloem in Kortrijk. Voor al degeen: dankjewel. Dankjewel om Maria-Louisa zo dankbaar en genegen te laten heengaan.

dinsdag 17 mei 2011

Epiloog



.....

....





Maandag 16/5/11: laatste middagmaal aan tafel met haar medebewoners. Vanaf nu krijgt ze af en toe een lepeltje... ergens.

Meme mietje is doodop van 't leven. Stil duikt ze onder en komt af en toe nog wat lucht happen. Als een piepjong musje wordt ze gevoed. Haar blik verraadt angst. En dan weer die trotse blik, haar draaiende ogen ongedurig haar eigen groot gelijk. Lieve God. Laat mij niet in de steek. Bijna voelbaar zuchtend zonder opgeven smeekt en roept ze: asjeblief....

Een hoopje mens in haar te grote bed. Lichtschuw zilver als een slapende storm op haar hoofdkussen.

In de verte hoor ik spelende kinderen uit het buurtschooltje. Tussendoor beademt Maria-Louisa haarzelf hoorbaar in slaap. St. Jan klokt één uur. Tijd om de dag verder te zetten.

17/5/11
Dinsdag, 11u45: Maria Louisa is nergens te bespeuren aan tafel. Zouden haar medebewoners haar missen?

Mm tje blijft vandaag in bed. Ze bidt, roept, smeekt, lacht en valt in slaap tussen eb en vloed. Bewondert laat ik bewust weg.

Ik maak mobil fotootjes van haar strijd.

Ik spaar ze enkel voor mezelf en voor degeen die willen weten hoe ze vecht, ons dulle Miet, hoe ze zich angstig en geagiteerd de andere kant afvraagt. Ze ging nooit graag op reis. Nooit. Ze hield niet van uitstapjes.

Haar strijd is zodanig intens dat alle fysieke pijn verdwijnt. Dorst blijft uit en honger is een vage herinnering. Wat rest is een 92-jaar durende film, geknipt op Mietjes wijze, zonder rekwisieten.

Ze vraagt om haar sleutel. Zou ze aan een gesloten poort staan? ( Haar sleutel neem je zomaar niet af. Wat later op de avond blijkt dit nogmaals voor de zoveelste keer...)


Maria-Louisa cirkelt in achtjes boven haar zelf.
Haar af -en-toe glimlach is er een die ik nog maar zelden zag. Ik verlang al tot ze mag landen. Echt. Dat moet daar een paradijs zijn.

Wat krijgt ze graag krenskes en kusjes. Wat ankert ze schroomloos primair naar omarming, luidop biddend, smekend en vingers geklemd. Voeten schoppen lakens overhoop. Halfduister op deze late middag in mei.

dinsdag 1 februari 2011

Ergens



Maria-Louisa leeft verder in haar eigen wereld.

Op het einde van de lange gang bevindt zich de maquette van haar vroegere thuis. Daar brengt ze nu enkel nog de nacht door. ‘s Morgens wordt ze er gewekt en gewassen om vervolgens keurig de dag door te komen.

Het bejaardenparadijs is voor haar “ ergens “ En in dat ergens is er een mooie plaats waar wij af en toe heen gaan met haar. Niet waar ze echt heen wil. Nee. Maar waar zij of die heen gaan met haar. Zij noemen die plaats: de cafetaria. En die zijn mensen met een naam die ze niet kan onthouden: Stefke, Caroline, Piet, Jan of Pol. Brave verzorgers met frisse of versleten idealen. Met een oosterse glimlach schenken zij elke avond pap, soep of koffie voor de bewoners. Routineus liefdevol.

Vandaag mag Mémé Mietje mee naar een dansvoorstelling. Een thé dansant in: de cafetaria. Met de lift dalen zij af naar die mooie plaats in het ergens-huis. Een halve ronde rollende stoelen naast elkaar, remmen vast om rumoer te vermijden. Je wilt het liever niet zien, maar nog minder wil je hier ooit ook moeten zijn. Never. Jamais.


In het deurgat blijf ik even staan om Mémé Mietje gade te slaan. De dansgroep neemt voorzichtige pasjes hop en hop. Een vlaams-spaanse ceedee brengt de bewoners in vervoering. Mémé Mietje droomt lachend weg en laat haar walsend dragen over de dansvloer, terwijl haar kleine voetjes even van de grond gaan. Zou zij nu ergens zijn waar wij nooit weet zullen van hebben? Zou zij nu weer jong zijn? Ik zie ze klappen in de handen. Ik zie haar glinsteren alsof ze even een filmster is. Verliefd in die danszaal waar ze ooit ergens...

...

Na de voorstelling is er koffie en taart. Ik zet de compagnion* op haar hoofd zodat ze mij beter kan horen en ik haar kan vertellen hoe mooi ik de dansvoorstelling vond. Een leugen om bestwil, want eigenlijk heb ik die ballerina’s bijna niet gezien. Maria-Louisa was onvergeetlijk véél mooier om te zien. Echt.

...


*Een compagnion is een koptelefoon verbonden aan een micro die de stem versterkt. Het toestel komt uit Denemarken en is ontworpen voor hoogbejaarden die geen gehoorapparaat verdragen. ( of wilden, zoals Maria-Louisa )

zaterdag 27 november 2010

De korenbloem


Maria-Louisa Desloovere is op woensdag 17 november 2010 teruggekeerd naar haar geboortestad Kortrijk, na een lang - kort - verblijf te Rekkem, in “le manoir fleuri “ ( bejaardenparadijs op de grens met Frankrijk )
Vertwijfeld en met enige weemoed namen wij afscheid van Sylvia, Jérome, Filou et les autres. Dankbaar om hun gezellig nest voor moetie. Zij kreeg een klein aandenken van Sylvia. Nog altijd koestert Maria-Louisa het geschenkje: “ dit kreeg ik van die met haar grote hond “ , zegt ze herhaaldelijk, telkens opnieuw.
Deze anekdote bewijst hoe haar kort geheugen tegen een stootje kan als het er op aankomt.

Gehuld in een van haar mooiste kleedjes onder haar dikke grijze winterjas, bolle muts op haar prachtig zilvergrijs kapsel, wordt Maria-Louisa met zachte techniek naar een passende reis - rolstoel gehesen. Het geschenkje van Sylvia ligt op haar schoot. Onze arm over haar schouder verdraagt ze niet. Ze wil hier blijven. Punt. Ze wil geen uitstap. Heeft ze trouwens nooit van gehouden. Zelfs de zee zag ze in geen jaren.

De korenbloem, haar nieuw bejaardenparadijs, heeft haar ontvangen met koffie, taart en alles waarvan wij denken dat dit het beste was voor haar. We hebben voor de tweede maal haar huis uit de langebrugstraat zoveel mogelijk nagebootst in de nieuwe kamer. Tientallen souvenirs en heel veel fotolijstjes werden breekloos verplaatst naar de korenbloem. Haar tafel kreeg dezelfde nap. De zijden rozen en afgescheurde druivelaar op 16 juni 2010, toen haar leven in één klap veranderde door die fatale val naast de tafel.

Toen haar kinderen haar gevonden hebben en zij smekend om haar aub op bed te leggen. Toen hebben zij haar toch, luid protest negerend, naar het ziekenhuis laten brengen.

Mocht ik een scanner kunnen hanteren, dan kon ik een overvolle map foto’s van haar gehavende skelet vullen. Er werden oudere breuken geconstateerd, waarvan niemand een barst wist. MM genas zichzelf door enkele weken koppig in bed te blijven. Toen wij telkens dachten, nu is het gedaan met haar, stond ze op een dag terug koffie op te gieten in het scheutelhuis. Onvoorstelbaar volgens haar dokters. Haar familie is er zich ondertussen van bewust, dat deze ijzeren, maar gevoelige dame, geen katje is om zonder handschoenen aan te pakken.

Nu gebruiken wij de fluwelen handschoen.

Maria-Louisa ‘tje ( ik kan het even niet laten ) zat die woensdag met haar familie in het restaurant-cafetaria van de korenbloem. Het mens is ongedurig, ze wil kost wat kost betalen en begint zich af te vragen wie haar naar huis zal brengen. Ze wil thuis zijn. Waar dat ook mag zijn, maar thuis is niet hier. Lauwers is hetzelfde niet meer. Haar dochter werd hier geboren en haar vader is hier gestorven. Het dringt niet tot haar door dat ook zij hier een taak krijgt.

Terwijl José en Rita even naar haar kamer zijn probeer ik haar wat af te leiden met een rolstoel-wandeling door het bejaardenparadijs. Op het einde van de gang laat ik Mémé Mietje vertellen. Ze ontdekt de st janskerk. Haar herinneringen krijgen een stroomstoot als ik haar vertel waar ze is en dat Lauwers daar is en dat daar... Ze luistert gespeeld(?), haar doofheid hult haar in het verleden en verward gaat zij over in flashback:

Maria-Louisa begint over de oorlog te vertellen. De weggevoerden, Hannover, papa, ... Ondertussen kijk ik door het raam en merk het hoekhuis met die oude letters op de gevel. Dit was ooit café “ het slagveld “. Ik krijg het koud, niettegenstaande mémé Mietje baadt in het winters zonlicht achter glas. Ze is bloedmooi.

De laatste kruimels taart en lege koffietassen voorspellen genadeloos het ondraaglijkste moment van de dag. Het moment dat we mémé Mietje moeten achterlaten in haar nieuwe huis, het huis dat voor haar totaal onbekend lijkt. Ook al is ze hier zoveel op bezoek gekomen bij haar eigen vader en heeft ze hier haar dochter gebaard.

Mémé Mietje beleeft woelige nachten en wij, wij staan met onze rug tegen de muur. Het enige wat we willen is haar nog enkele gelukkige weken of maanden of jaren bezorgen. Maar niet zo. Nee. We beloven om heel veel te komen, en op zonnige dagen met haar buiten in de tuin of rond de st Janskerk te wandelen en als ze dat wil gaan we binnen in de kerk om een kaars te laten branden, zoals ze vroeger deed.

‘s Nachts als het donker is droomt ze van haar kinderen, haar moeder, haar vader, de oorlog, gedwongen uitstapjes, boterhammen met kaas en kleinkinderen met een parapluutje in de lift. Droomt ze van de hemel en de Paulientjes. Van het boerenhol en van postkaartjes uit Portugal en Frankrijk.

Ze is bloedmooi.

maandag 15 november 2010

Overkomen




Er hangt een bierviltje aan de keukenkast: “ De korenbloem heeft gebeld. Kamer vrij voor ma. Bel je even? “

Een dubbel gevoel van opluchting overvalt mij. Tegelijk barst het warme nest in le manoir fleuri te Rekkem en valt Maria-Louisa als een verloren dochter terug in de armen van haar vertrouwde Kortrijk, waar ze eigenlijk wou blijven tot haar dood.

Mémé Mietje zou es moeten weten hoe blij we zijn dat ze weer dichter bij ons zal wonen. Hoe blij het weerzien zal zijn van alle oude bekenden. Hoe wij WILLEN dat dit haar allemaal zal overkomen in dit nieuw bejaardenparadijs, wars van ongeluk en rampspoed. Hier wordt niet gestorven.

Maar natuurlijk kan zij dit niet weten. Het enige waar zij zeker van is is wat zij NU ondergaat. ZIJ wordt uit het nest getild door haar kinderen. Punt. Haar perceptie reikt niet verder en beschermt haar tegen nodeloze zorgen-makerij. Deze kennis hebben wij nog niet volledig onder de knie. Wij zijn te jong. Deze kennis overkomt je pas na een levensloop met twee oorlogen en huisjes met één peertje per verdiep.

We krijgen eindelijk de moed om haar huis volledig te gaan opruimen. Nu zijn we plots zeker dat haar tweede opname in het nieuw bejaardenparadijs te Kortrijk, haar laatste station is. Alsof wij enkele maanden geleden hoopten op een wonder misschien?

Haar laatste verjaardag heeft ze overgeslagen want ze vraagt zich nog steeds luidop af waarom zij nu persé zo oud moet worden. Als ze in een stemmingswissel zit hou je je beter vast aan de leuning van je stoel. Dan rolt het woordje dood genadeloos over haar lippen tot je er koud van krijgt. Waar blijft die prik? ( dat laatste denk ik er dan zelf bij ) Vergeet het maar dat zij hierom vraagt of denkt.
Als de onweerswolk voorbij is vervalt zij in het klassiek eufemisme en vervangt zij dood zijn door: “ moest er mij plots iets overkomen “ Dan overkomt het haar, dat dood zijn. Zoiets als een plotselinge geboorte.

Hier wordt niet gestorven. Het zal je maar overkomen.

zaterdag 16 oktober 2010

Bongobon voor Moetie




Maria-Louisa's zintuigen ondergaan een vreselijke metamorfose, geurloos voor elke bezoeker en ervaringsdeskundige. Zou het waar zijn dat je als hoogbejaarde enkel nog klanken ruikt en suiker hoort? Dat je geen moeder meer bent maar enkel nog doodmoe? Dat zelfs het woordje " moetie " haar hersens niet meer informeert? ( Moetie was één van haar aanspreektroetels)

We voelen ons pas afgestudeerd in het bejaardensalon en proberen mémé Mietje met alles te omringen waarvan wij, 50 en 60- plussers, denken dat zij als 91-jarige nog van kan genieten. Hoe kunnen wij zo dwaas en goedgelovig zijn? In je diepste hol weet je wat ze wil. Dood zijn. Dat wil ze. Maar waar vind ik een passende strik ? Kan je dood in geschenkpapier wikkelen? Bestaat er een bongobon voor haar?

Meteen is je dag goed wanneer zij een ampere, brede glimlach produceert. Je houdt je adem vast, want twee seconden later volgt de gevreesde stemmingswissel, hand in hand met een van haar scherpste tongvallen : " één kamertje, slechts één kamertje bij jullie, en het is nog te veel..." Het snijdt door merg en been, niettegenstaande je weet dat ze dit zegt vanuit haar eigen ontworpen sociale zekerheid. De familie zoekt tevergeefs naar afleidingsmanoeuvres, maar zelfs de beste boterkoek kan haar felle mond niet snoeren. Als Maria-Louisa op oorlogspad is, is geen kanon haar klein te krijgen. Ze knalt er lustig op los.

Volgende week wordt ze 92. We zullen haar overladen met bloemen, snoep en een dik familiefotoalbum, waar ze zonder extra hulp bijna niemand uit elkaar kan halen.

We gaan samen met haar 92 verjaardagkaarsjes uitblazen en verweesd achterblijven als ze vraagt hoe lang die bongobon geldig blijft.